Wat je nog niet wist over allergieën
Niesbuien, overgevoelige ogen, prikkels in de keel, jeuk... Samen met de lente is ook het allergieseizoen aangebroken en dat zorgt bij heel wat mensen voor extra ongemakken. Maar wat is een allergie eigenlijk? Wat veroorzaakt een allergische reactie? We leggen het hier voor je uit
Wat je nog niet wist over allergieën
Allergieën zijn het gevolg van een ongepaste reactie tegen onschadelijke stoffen die zich in onze voeding of in de omgeving bevinden. Het aantal en de ernst van allergische aandoeningen is het laatste decennium dramatisch toegenomen in de ontwikkelde landen. Allergeenspecifieke T-helper (Th) cellen spelen een cruciale rol in het onstaan van allergische overgevoeligheidsreacties. Deze Th-cellen activeren een complexe immuunreactie die leidt tot de klinische symptomen van allergische aandoeningen. De huidige therapieën voor allergische ziekten zijn hoofdzakelijk gericht op het onderdrukken van de symptomen, zonder de onderliggende oorzaak aan te pakken. De kennis over de pathofysiologie van allergische ziekten is echter aanzienlijk toegenomen, wat nieuwe mogelijkheden biedt voor therapeutische interventie (1)
De oorzaken van allergische reacties
In welvarende ‘verwesterde’ landen komen allergieën 20 keer meer voor in vergelijking met het aantal gevallen in landen met een laag gemiddeld inkomen (2). De westerse levensstijl wordt gekenmerkt door een gebrek aan fysieke activiteit en veel tijd binnenshuis doorbrengen, evenals een dieet dat arm is aan vezels en rijk aan verzadigde vetten en koolhydraatzoetstoffen. Die leiden allemaal tot zwaarlijvigheid. Het doorbrengen van tijd binnenshuis in goed geïsoleerde huizen kan leiden tot een verhoogde blootstelling aan allergenen in huis, zoals huisstofmijt (HDM's), evenals verontreinigende stoffen binnenshuis zoals sigarettenrook die allergische overgevoeligheid bevorderen. Een gebrek aan lichamelijke activiteit bij kinderen van de ‘screenager’-generatie kan hebben bijgedragen tot de toename van het aantal astmagevallen (3).
De impact van voedselallergie
We onderscheiden vier soorten allergieën: eczeem, allergische rhinitis (hooikoorts), astma en voedselallergie. Ondanks de enorme diversiteit van de blootstelling aan voedselantigenen zijn slechts enkele voedingsmiddelen verantwoordelijk voor de meeste voedselallergieën. Koemelk, ei, pinda, soja, tarwe, en vis zijn goed voor meer dan 85% van de gedocumenteerde voedselallergieën bij kinderen, terwijl bij volwassenen pinda's, noten, vis en schaaldieren de meeste allergische reacties veroorzaken. De prevalentie van voedselallergie is het grootst tijdens de eerste levensjaren en treft ongeveer 8% van de zuigelingen jonger dan 3 jaar. Koemelkallergie is de meest voorkomende vorm van voedselallergie bij jonge kinderen, die ongeveer 2% van alle zuigelingen treft, waarbij klinische tolerantie zich ontwikkelt bij ongeveer 80% tegen hun vijfde verjaardag. Ongeveer 60% van de zuigelingen met koemelkallergie vertoont IgE-gemedieerde reacties en ongeveer 25% van deze zuigelingen behoudt zijn gevoeligheid tot het tweede decennium van hun leven. 35% verwerft nog andere voedselallergieën (4).
Hoe zit dat nu met het microbioom?
Veel van de risicofactoren voor allergische ziekten beïnvloeden het microbioom van de huid, nasofarynx, longen en darmen. Dat gebeurt vooral in een kritieke periode in de vroege postnatale periode wanneer deze organen, evenals het immuunsysteem, nog in een ontwikkelingsfase zitten.
Veranderingen in leefomgeving, dieet, levensstijl en gewicht hebben grote invloed op de samenstelling en diversiteit van het microbioom in de darmen en de huid. Talrijke studies hebben aangetoond dat jonge kinderen die het risico lopen om allergieën te ontwikkelen, een dysbioom van het darmmicrobioom hebben, waarin bepaalde stammen ontbreken (Lachnospira, Veillonella, Fecalibacterium en Rothia) terwijl andere, zoals Clostridia-soorten, oververtegenwoordigd zijn.
Veranderingen in het microbioom van de darm, de huid en de neus worden in verband gebracht met eczeem, astma en voedselallergie. Een veel voorkomende bevinding is dat de algehele mate van diversiteit van het microbioom is verminderd (5,6). Waarom precies een westerse levensstijl de diversiteit van het microbioom bij pasgeborenen vermindert, blijft een onderwerp van intensief onderzoek. Er zijn echter aanwijzingen dat de wijze van zuigelingenvoeding (flessenvoeding of borstvoeding), het gehalte aan voedingsvezels voor zowel moeder als kind, de wijze van bevalling (keizersnede of natuurlijke bevalling), het gebruik van antibiotica, de rangorde van broers en zussen in een gezin, en de aanwezigheid van huisdieren en/of boerderijdieren tijdens de kindertijd allemaal sterke effecten hebben (7, 8, 9, 10, 11).
Onze darmen: een belangrijke barrière:
Het menselijk maagdarmkanaal is een complexe structuur die een enorm slijmvliesoppervlak heeft om ingenomen voedsel te verwerken, op te nemen en om afvalstoffen af te voeren. Het immuunsysteem aanwezig in deze barrière, het darm-geassocieerd lymfoide weefsel, wordt dagelijks blootgesteld aan enorme hoeveelheden antigenen en probeert onderscheid te maken tussen onschadelijke vreemde antigenen (voedselproteïnen en organismen) en gevaarlijke ziekteverwekkers. Het mucosale immuunsysteem (het immuunsysteem in de darm) bestaat uit verschillende systemen: niet-specifieke eerstelijns verdediging (epitheelcellen), een aangeboren afweer- (natuurlijke killercellen, macrofagen, epitheelcellen) en een adaptief immuunsysteem (lamina propria lymfocyten, Peyer's vlekken, sIgA). De eerste verdedigingslinie probeert de penetratie van vreemde antigenen te voorkomen. Antigenen die de barrière hebben doorbroken, veroorzaken over het algemeen geen klinische symptomen omdat de meeste individuen tolerantie ontwikkelen (12).
Om allergische reacties op te wekken, moeten eiwitten de intestinale epitheliale barrière passeren in een relatief intacte vorm. Het darmepitheel vormt over het algemeen een efficiënte barrière. Bij zuigelingen is de mucosale epitheliale barrière echter nog niet volledig ontwikkeld, waardoor de efficiëntie van de barrière afneemt. Bijgevolg zou ongecontroleerde penetratie van antigenen een rol kunnen spelen bij de verhoogde prevalentie van overgevoeligheidsreacties op voedsel tijdens de eerste levensjaren. De status van de mucosale epitheliale barrière kan ook beïnvloed worden door ontstekingen en infecties. Er zijn bijvoorbeeld aanwijzingen dat ontstekingsbevorderende stofjes zoals TNF-α en IFN-γ de barrièrefunctie van de darmwand direct beïnvloeden (13).
De rol van omgeving en hygiëne
Het wordt dus alsmaar duidelijk dat de huid en darmbarrière een belangrijke rol spelen in het ontstaan van allergieën. Muizen die bijvoorbeeld vanaf hun geboorte in een kiemvrije omgeving zijn grootgebracht slagen er niet in normale tolerantie te ontwikkelen. Dit geldt ook voor personen. De microbiële belasting door de omgeving speelt een centrale rol in de vroege ontwikkeling van het immuunsysteem en beïnvloedt waarschijnlijk de immunologische gebeurtenissen die tot allergie leiden (14).
Daarnaast is er ook nog de hygiënehypothese. Die gaat ervan uit dat er een immuunafwijking is naar T-helper 2 reacties door verminderde vroege microbiële blootstelling en een gebrek aan microbiële diversiteit (15). Een dominantie van Th2 leidt tot allergie. Bijvoorbeeld, het opgroeien in een landelijke boerderijomgeving blijkt het risico op astma en allergische aandoeningen bij kinderen aanzienlijk te verminderen. Er zijn significante verschillen in het microbioom in de darm tussen allergische en niet-allergische zuigelingen en kinderen (16). Zuigelingen met IgE-geassocieerd eczeem hebben significant verminderde microbiële diversiteit in de eerste levensmaand, vergeleken met niet-atopische zuigelingen (17). Wijziging van vroege darmkolonisatie en microbiële diversiteit in de kindertijd kan dus een weg zijn voor preventieve of therapeutische strategieën. Zo is bijvoorbeeld aangetoond dat suppletie met probiotica of prebiotica het risico op allergieën wijzigt, in het bijzonder voor atopische dermatitis bij jonge kinderen (18). In een volgend puntje gaan we verder in op de mogelijke strategieën.
Strategieën voor allergieën
Aangezien allergieën veelal op jonge leeftijd ontstaan, overlopen we graag even wat je ertegen kan doen. Dit zijn de belangrijkste strategieën:
Vermijden van de allergenen:
Het is belangrijk om de mogelijkheid van kruisreactiviteit tussen voedselgroepen te herkennen. De diagnose van voedselallergie omvat huidpriktesten, specifieke IgE-serumtesten en orale voedselproeven. De behandeling is gericht op het vermijden van allergenen en kruisreacties van voedingsmiddelen. Daarnaast is een vroegtijdige herkenning en onmiddellijke behandeling van de reactie essentieel (19).
Het is van cruciaal belang dat patiënten en ouders van kinderen met voedselallergie worden voorgelicht over het lezen van voedseletiketten. Het vermijden van voedsel dat de labels ‘dit product kan sporen van allergenen bevatten’ of ‘geproduceerd op apparatuur met’ kan verstandig zijn (20).
Borstvoeding:
Voor volwassen personen is het natuurlijk al te laat maar borstvoeding is één van de belangrijkste pijlers in de preventie van allergieën. Moedermelk is de meest geschikte voedingsbron voor de jonge zuigeling, omdat het een specifiek mengsel van voedingsstoffen, groeifactoren en beschermende maternale antilichamen bevat (21). Borstvoeding wordt geassocieerd met de vorming van een hoog gehalte aan bifidobacteriën (22). Menselijke melk oligosachariden (HMO) bevorderen de kolonisatie van de darm met bifidobacteriën, waarvan gedacht wordt dat ze mucosale tolerantie bevorderen via interactie met regulerende T-lymfocyten en Toll-like receptoren (23).
Hygiëne
Zoals al aangehaald zorgt een verminderde vroege microbiële blootstelling voor een gebrek aan diversiteit in het darmmicrobioom. Een goede hygiëne is uiteraard belangrijk maar te strikte hygiënische omstandigheden hebben een negatieve impact.
Microbioom modificerende interventies
- Probiotica (bv. Lactobacillus rhamnosus GG)
Allergiepreventie door suppletie met probiotische bacteriën lijkt een veelbelovende aanpak. De effecten van probiotica worden voornamelijk gemedieerd via het aangeboren immuunsysteem (Toll-like receptoren), resulterend in de bevordering van T-helper 1 differentiatie, productie van regulerende cytokines (IL-10 en TGF-beta) en versterkte intestinale IgA-responsen (24). Ook voor baby’s hebben verschillende studies aangetoond dat perinatale toediening van probiotica aan moeders in de laatste weken van de zwangerschap en aan zuigelingen in de eerste levensmaanden geassocieerd kan worden met een significante vermindering van atopische eczeem (25)
- Prebiotica (bv. fructo-oligosachariden, galacto-oligosachariden)
Van GOS (galacto-oligosachariden) en FOS (fructo-oligosachariden) is aangetoond dat ze het aantal bifidobacteriën verhogen (26, 27).
Immuunmodulerende voedingsstoffen:
- Omega-3: meervoudig onverzadigde vetzuursupplementatie (DHA, EPA)
- Vitamine D:
Verschillende studies hebben een verband aangetoond tussen lage vitamine D-spiegels en voedselallergie (28, 29). Deze bevinding komt overeen met de observatie dat de prevalentie van voedselallergie en eczeem een noord-zuid gradiënt volgt en vaker voorkomt in regio’s met minder blootstelling aan de zon en lagere van de huid afkomstige vitamine D niveaus (30).
- Quercetine:
Quercetine vertoont hoge antioxidatieve en ontstekingsremmende eigenschappen die door vele in vivo en in vitro studies zijn aangetoond. Het antiallergische werkingsmechanisme van quercetine via de remming van enzymen en ontstekingsmediatoren is ook uitgebreid bestudeerd. Het is algemeen bekend dat quercetine een inhibitor is van de menselijke mestcelactivatie door de remming van histamine (31). Histamine is het stofje dat nodig is voor het verwijderen van allergenen uit het lichaam. Histamine veroorzaakt tranende ogen, loopneus, zwelling, jeuk en andere ongemakken.
Nog enkele laatste tips:
Wil je zelf al starten met een anti-allergiestrategie? Dan kunnen deze tips je op weg helpen.
- Vermijd vervuilde lucht zoals sigarettenrook.
- Drink voldoende water.
- Zorg voor een goed dag-nachtritme.
- Vermijd stress.
- Beweeg voldoende.
- Vermijd overmatig gebruik van koolhydraten, melkproducten en gluten.
Referenties:
1 Nauta AJ, Engels F, Knippels LM, Garssen J, Nijkamp FP, Redegeld FA. Mechanisms of allergy and asthma. Eur J Pharmacol. 2008 May 13;585(2-3):354-60. doi: 10.1016/j.ejphar.2008.02.094. Epub 2008 Mar 18. PMID: 18410921.
2. Strachan, D. et al. Worldwide variations in prevalence of symptoms of allergic rhinoconjunctivitis in children: the International Study of Asthma and Allergies in Childhood (ISAAC). Pediatr. Allergy Immunol. 8, 161–176 (1997).
3. Alberca-Custódio, R.W. et al. Aerobic exercise reduces asthma phenotype by modulation of the leukotriene pathway. Front. Immunol. 7, 237 (2016). 19. Rook, G.A. Hygiene hypothesis and autoimmune diseases. Clin. Rev. Allergy Immunol. 42, 5–15 (2012).
4 Sampson, H.A., 2004. Update on food allergy. J. Allergy Clin. Immunol. 113, 805–819. Scheerens, H., Buckley, T.L., Muis, T., Van Loveren, H., Nijkamp, F.P., 1996. The involvement of sensory neuropeptides in toluene diisocyanate-induced tracheal hyperreactivity in the mouse airways. Br. J. Pharmacol. 119, 1665–1671
5. Depner, M. et al. Bacterial microbiota of the upper respiratory tract and childhood asthma. J. Allergy Clin. Immunol. 139, 826–834.e13 (2017).
6. Hua, X., Goedert, J.J., Pu, A., Yu, G. & Shi, J. Allergy associations with the adult fecal microbiota: analysis of the American Gut Project. EBioMedicine 3, 172–179 (2015).
7. Lodge, C.J. et al. Breastfeeding and asthma and allergies: a systematic review and meta-analysis. Acta Paediatr. 104, 38–53 (2015).
8. Loss, G. et al. Consumption of unprocessed cow’s milk protects infants from common respiratory infections. J. Allergy Clin. Immunol. 135, 56–62 (2015).
9. Martin, R. et al. Early-life events, including mode of delivery and type of feeding, siblings and gender, shape the developing gut microbiota. PLoS One 11, e0158498 (2016).
10. Hasegawa, K. et al. Household siblings and nasal and fecal microbiota in infants. Pediatr. Int. 59, 473–481 (2017).
11. Tun, H.M. et al. Exposure to household furry pets influences the gut microbiota of infant at 3-4 months following various birth scenarios. Microbiome 5, 40 (2017)
12. Mowat, A.M., 2003. Anatomical basis of tolerance and immunity to intestinal antigens. Nat. Rev. Immunol. 3, 331–341.
13 Li, Q., Zhang, Q., Wang, M., Zhao, S., Ma, J., Luo, N., Li, N., Li, Y., Xu, G., Li, J., 2007. Interferon-gamma and tumor necrosis factor-alpha disrupt epithelial barrier function by altering lipid composition in membrane microdomains of tight junction. Clin. Immunol. 126, 67–80
14 Michel S, Busato F, Genuneit J, Pekkanen J, Dalphin JC, Riedler J, Mazaleyrat N, Weber J, Karvonen AM, Hirvonen MR, Braun-Fahrländer C, Lauener R, von Mutius E, Kabesch M, Tost J; PASTURE study group: Farm exposure and time trends in early childhood may influence DNA methylation in genes related to asthma and allergy. Allergy 2013;68: 355–364.
15 West CE, Renz H, Jenmalm MC, Kozyrskyj AL, Allen KJ, Vuillermin P, Prescott SL; inFLAME Microbiome Interest Group: The gut microbiota and inflammatory noncommunicable diseases: associations and potentials for gut microbiota therapies. J Allergy Clin Immunol 2015;135:3–13
16 Ege MJ: Intestinal microbial diversity in infancy and allergy risk at school age. J Allergy Clin Immunol 2011;128:653–654.
17 Abrahamsson TR, Jakobsson HE, Andersson AF, Björkstén B, Engstrand L, Jenmalm MC: Low diversity of the gut microbiota in infants with atopic eczema. J Allergy Clin Immunol 2012;129:434–440.e1–e2
18 Forsberg A, West CE, Prescott SL, Jenmalm MC: Pre- and probiotics for allergy prevention: time to revisit recommendations? Clin Exp Allergy 2016;46:1506–1521.
19 Patel BY, Volcheck GW. Food Allergy: Common Causes, Diagnosis, and Treatment. Mayo Clin Proc. 2015 Oct;90(10):1411-9. doi: 10.1016/j.mayocp.2015.07.012. PMID: 26434966
20.Sampson HA, Aceves S, Bock SA, et al. Food allergy: a practice parameter update-2014. J Allergy Clin Immunol. 2014;134(5): 1016-1025.e43.
21 Kramer MS: Breastfeeding and allergy: the evidence. Ann Nutr Metab 2011;59(suppl 1): 20–26.
22 Isolauri E: Development of healthy gut microbiota early in life. J Paediatr Child Health 2012;48(suppl 3):1–6.
23 Fritz JH, Le Bourhis L, Magalhaes JG, Philpott DJ: Innate immune recognition at the epithelial barrier drives adaptive immunity: APCs take the back seat. Trends Immunol 2008;29: 41–49.
24 Rautava S, Collado MC, Salminen S, Isolauri E: Probiotics modulate host-microbe interaction in the placenta and fetal gut: a randomized, double-blind, placebo-controlled trial. Neonatology 2012;102:178–184.
25 Kalliomäki M, Salminen S, Arvilommi H, Kero P, Koskinen P, Isolauri E: Probiotics in primary prevention of atopic disease: a randomised placebo-controlled trial. Lancet 2001;357:1076–1079.
26 Haarman M, Knol J: Quantitative real-time PCR analysis of fecal Lactobacillus species in infants receiving a prebiotic infant formula. Appl Environ Microbiol 2006;72:2359–2365.
27 Scholtens PA, Alles MS, Bindels JG, van der Linde EG, Tolboom JJ, Knol J: Bifidogenic effects of solid weaning foods with added prebiotic oligosaccharides: a randomised controlled clinical trial. J P
28 Paxton GA, Teale GR, Nowson CA, Mason RS, McGrath JJ, Thompson MJ, Siafarikas A, Rodda CP, Munns CF: Vitamin D and health in pregnancy, infants, children and adolescents in Australia and New Zealand: a position statement. Med J Aust 2013; 198: 142–143.
29 Wjst M: Is vitamin D supplementation responsible for the allergy pandemic? Curr Opin Allergy
30 Osborne NJ, Ukoumunne OC, Wake M, Allen KJ: Prevalence of eczema and food allergy is associated with latitude in Australia. J Allergy Clin Immunol 2012; 129: 865–867.
31 Mlcek J, Jurikova T, Skrovankova S, Sochor J. Quercetin and Its Anti-Allergic Immune Response. Molecules. 2016 May 12;21(5):623. doi: 10.3390/molecules21050623. PMID: 27187333; PMCID: PMC6273625